![]() |
De waarheid, 21-04-1951 bron: Delpher |
Er verschenen meer recensies van Henry James’ werk in de krant naarmate er Nederlandse vertalingen van dat werk uitkwamen. Zoals de vertaling van The Turn of the Screw door M.G. Binnendijk-Paauw uit 1951: bij mijn weten de eerste vertaling van James in meer dan 70 jaar, en de allereerste die in boekvorm verscheen. Deze Salamander-uitgave van een van James’ populairste werken werd – voor zover ik heb gezien – over het algemeen lovend ontvangen in de pers.
Het speculeren van beide auteurs [Henry James & Tennessee Williams, FL] op de zucht naar het pornografische of naar griezeligheden is een duidelijk bewijs van het onvermogen, om een beeld te geven van de problemen, die er werkelijk op aankomen in een mensenleven.En ‘een soort lakeienrespect voor de “rijkdom” maakt het geheel nog onverteerbaarder’.
![]() |
De waarheid beschikte niet over de meest verfijnde cartoonisten bron: Delpher |
De toon (zij het niet de inhoud) van de kritiek doet een beetje denken aan het latere gemopper van J.J. Peereboom, waarover ik al eerder schreef.
Fascinerende vertelkunst
Veel positiever over deze spookgeschiedenis ‘voor een intellectueler publiek dan gewoonlijk dit soort verhalen leest’ was de recensent van het Leidsch Dagblad. Deze ‘H.J.S.’ besloot zijn stuk met de hoogste lof, ook voor de vertaling:Want het effect van deze superieure griezelhistorie is voor een goed deel afhankelijk van het voorstellingsvermogen van de lezer, met uitschakeling van het ‘nuchter verstand’. En de wijze waarop Henry James zijn lezers als het ware in deze dwangpositie brengt, stempelt dit verhaal tot een zeldzaam voorbeeld van fascinerende vertelkunst.Plus één kritische noot over de uitgave:
Van de vertaling door mevrouw M.G. Binnendijk-Paauw kan slechts één ding gezegd worden: deze is voortreffelijk.
Des te meer valt het daarom te betreuren, dat de uitgeefster heeft nagelaten voor dit boekje een inleiding te doen schrijven, die – zeker voor de Nederlandse lezer – eigenlijk onontbeerlijk is. Enkele inlichtende opmerkingen vooraf, o.a. omtrent de opzettelijke mystificatie waarmee de lezer aan het eind wordt geconfronteerd, hadden niet mogen ontbreken en zouden de waarde van deze uitgave nog aanmerkelijk hebben verhoogd.
Als ik zo vrij mag zijn
Precies dat ontbreken van een toelichting was bijna tien jaar later ook een van Clara Egginks bezwaren tegen een vertaling van The Aspern Papers. Toch wordt het verlangen naar een toelichting bij oudere teksten niet universeel gedeeld. Ik heb weleens recensenten zien verzuchten dat ze aan belerende inleidingen geen behoefte hebben en liever zelf bepalen wat de tekst betekent.Bij mijn vertaling van Daisy Miller heb ik dan ook getwijfeld of dat toegankelijke verhaal nadere uitleg vereiste, en hoeveel dan. Zelfs achteraf heb ik weleens gedacht dat de verantwoording aan het eind nog beknopter had gekund en sommige noten mogelijk te opdringerig waren; maar ik heb er gelukkig geen klachten over gekregen, en het werd door Lidewijde Paris in haar boek Hoe lees ik? juist aangehaald als een geslaagd voorbeeld van hoe je een oudere tekst kunt presenteren.
Angst voor het verwijt van bedilzucht speelde misschien ook een kleine rol in de beslissing van Rob Kuitenbrouwer en mij om juist géén noemenswaardige historische toelichting of voetnoten toe te voegen aan De fundamenten van ons leven, onze recente vertaling van Wallace Stegners Angle of Repose. Maar uiteindelijk is die beslissing (behalve uit tijdnood) vooral geboren uit onze diepe overtuiging dat Stegners roman heel goed – en sterker zelfs – op eigen benen kan staan.
![]() |
Op één been zelfs... |
Henry James is een auteur die, zowel in tijd als in stijl, sfeer en mentaliteit, stukken verder van ons af staat dan Stegner. En Stegners hoofdpersonage Susan Ward is weliswaar een tijdgenoot van Henry James (die in haar verhaal zelfs een rolletje speelt, als een bewonderde auteur die wel in dezelfde kringen verkeert, maar die ze steeds nét niet ontmoet – als een soort Godot over wie wel wordt gepraat, maar die nooit op het toneel verschijnt); maar haar verhaal wordt ons verteld door een tijdgenoot van Stegner, en daarmee min of meer van ons. Deze Lyman Ward, haar kleinzoon die in de woelige jaren zestig, midden in de seksuele revolutie, haar victoriaanse leven bestudeert, trekt het verhaal van zijn grootmoeder vanzelf naar onze tijd: hij reflecteert op de verschillen en de overeenkomsten in mentaliteit en moraal en probeert haar leven voor de moderne lezer te verklaren. Daarbij is zijn eigen culturele context misschien niet meer helemáál dezelfde als die van onze tijd, maar toch dichtbij en herkenbaar genoeg om geen voetnoten te vragen.
Een historische toelichting bij Stegners roman kan derhalve welkom zijn (en volgt later misschien nog wel eens op internet), maar is zeker niet onontbeerlijk – en ons inziens in eerste instantie zelfs niet wenselijk. Laat de roman het werk maar doen.
Dat ligt heel anders bij de meeste verhalen van Henry James. Het verklarende werk dat Stegner zijn verteller laat verrichten – en de dankbare vertalers daarmee uit handen neemt – moet de vertaler van James zich voor de moderne lezer waarschijnlijk wel blijven getroosten. Al is het maar uit een zeker lakeienrespect voor de rijkdom van de tekst, die al te licht verloren gaat met de tijd. Met uw welnemen.
Als recensenten in de jaren vijftig en zestig immers al vonden dat zijn werk behoorde te worden opgediend met een gepaste toelichting, hoeveel sterker moet die behoefte aan een eenvoudige doch voedzame toelichting tegenwoordig dan niet zijn?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten