Zoeken in deze blog

vrijdag 24 november 2017

Wat duurt dat uitkleeden lang!

 Waan en Eigenwaan is de titel van een Nederlandse vertaling van Pride and PrejudiceWaan en Argwaan zijn de titels van twee novellen van Marcellus Emants die ik onlangs heb gelezen. Waaneen portret van een vreugdeloos huwelijk dat gebaseerd schijnt te zijn op Emants’ eigen verhouding met zijn derde vrouw, verscheen opmerkelijk genoeg in 1905, aan de vooravond van dat huwelijk: las zijn vrouw zijn werk niet, of kon het haar niets schelen?

Op zich is het een sterk en overtuigend verhaal, maar als een van de weinige werken waarin Emants zich uitleeft in typische Tachtigers-woordkunst is het proza niet altijd even prettig leesbaar. Dan is Argwaan, als feuilleton verschenen in 1892, een stuk genietbaarder. Hierin trof me juist weer hoe strak en kernachtig Emants’ proza is, hoe verrassend modern hij soms klinkt.

Bron: Elsevier's geïllustreerd maandschrift
Vergelijk alleen al de woorddronken beschrijving op de beginpagina van Waan met de openingspassage van deze novelle. Ik citeer uit een uitgave in gemoderniseerde spelling (Goossens, 1988):
Het woei met kille, bolle vlagen, toen referendaris Blank het gebouw van de Loge verliet, waarin hij de rede van de ultraradicale woordvoerder voor de helft had aangehoord.
De gasvlammen flakkerden achter rinkelende lantaarnruiten en bruine lichtkringen wiebelden over de zwart beplaste klinkers.
De afvallende schouders ietwat voorover gebogen, de blote handen diep in zijn jaszakken verborgen en de flambard tot op de oren neergetrokken, stapte de lange, tengere gedaante voort: rechttoe, rechtaan, zelden uitwijkend voor donker glimmende plekken. Hij ging huiswaarts. Een spatje meer of minder kwam er niet op aan.
In beginsel tegenstander van de algemene bemoeizucht met politiek, was Blank bij uitzondering deze hoog opgevijzelde spreker eens gaan horen; maar algauw had hij genoeg gekregen van ’t geen hem een blind ijveren voor verandering, een omhooghouden van banieren waarop onbewezen stellingen prijkten, een gevaarlijk spelen met rust en orde leek. De toejuichingen van het zeer gemengde publiek hadden hem geërgerd; hij was dus ontstemd heengegaan.
Zich kregel opwerkend tegen de duwende windstoten, weerlegde hij nu in zijn binnenste de redeneringen waartegen zijn wetenschap in verzet kwam.
Het is geen hedendaags proza, de zinnen zijn wat langer dan wij gewend zijn – maar de betekenis is steeds glashelder en de woordkeus niet buitenissig; dit is wel wat anders dan een ‘zwijmende zonne-glanzing’ die ‘zwindt’ onder ‘’t opwaarts zwevend avondgrijs’. Het klinkt allemaal een stuk nuchterder.

Bron: Elsevier's geïllustreerd maandschrift


Scènes uit een huwelijk

Ook deze novelle is een portret van een huwelijk, en weer is het een weinig opwekkend portret – al is het niet zo gitzwart als de latere verhalen Vijftig en Waan. Het gegeven is eenvoudig: referendaris Blank komt op een avond vroeger thuis dan verwacht, heeft de indruk dat zijn vrouw en hun nieuwbakken huisvriend Siria zich door hem betrapt voelen en begint te speculeren dat zij iets met elkaar hebben. En hoe dat dan verder gaat…

Het malen van Blank is heel sterk beschreven en Emants houdt zich verre van melodrama. Soms roept hij andere beroemde scènes in herinnering waarin een man in de slaapkamer aan het malen is over de (vermeende) ontrouw van zijn echtgenote – met name de slotscène van Joyce’ The Dead. Dat is natuurlijk een heel ander soort (en toegegeven: veel beter) verhaal. Dichter bij Emants’ thematiek staat ‘The Return’ van Joseph Conrad, een vrij onbekend en niet volkomen geslaagd, maar wel intrigerend verhaal over echtelijke verhoudingen, waarin Conrad een merkwaardige poging doet een voor zijn doen bijzonder weinig avontuurlijk thema te beschrijven in een soort Jamesiaans proza.

Of Argwaan ook weer autobiografische wortels heeft, zoals bijvoorbeeld van Vijftig, Waan en Liefdeleven wel wordt beweerd, durf ik niet te zeggen. Maar huisvriend Siria schijnt wel op een bestaande persoon te zijn geënt. Hans Dijkhuis schrijft in het nawoord:
Naar uit Emants’ aantekeningen blijkt, is Siria gemodelleerd naar jonkheer J.H. Ram (1861-1913), in de Nederlandse literatuur voortlevend dankzij zijn vriendschap met Louis Couperus, die hij in 1890 had leren kennen bij het toneelgezelschap dat Emants regisseerde. Aangenomen wordt dat het Ram is geweest die, zelf homoseksueel, Couperus ertoe heeft gebracht zich met zijn eigen aard te verzoenen; in diens werk is hij niet alleen het voorbeeld voor Frank in Noodlot (1890), maar ook voor Quaerts in Extaze (1892) en Arnold in Metamorfoze (1897). Anders dan Couperus gebruikte Emants echter onverhuld gegevens die op Ram betrekking hebben: diens uiterlijk, zijn redeneringen als vertegenwoordiger van een ‘jongere generatie’ – Emants tekent ze direct uit zijn mond op – maar ook feitelijkheden als de ‘vlucht’ naar Indië (in mei 1891 vertrok luitenant Ram naar Atjeh) keren rechtstreeks in Argwaan terug, waardoor het verhaal een merkwaardig semi-documentair karakter krijgt.
Merkwaardig inderdaad. Dat semi-documentaire karakter krijgt het verhaal overigens alleen voor de biograaf, want de oorspronkelijke lezers van het verhaal hadden hier ongetwijfeld geen weet van. En een homo-erotische subtekst valt in dit verhaal ook niet te bespeuren, dus misschien is deze biografische informatie helemaal niet relevant.

Vadsig op de bank

Die oorspronkelijke lezers van dit verhaal, dat waren de lezers van Elsevier’s geïllustreerd maandschrift, waarin het in 1892 verscheen. De tekst van de novelle staat niet op de site van DBNL, maar is wel online te lezen in het archief van Elseviers. [Toevoeging 15-05-2020: sinds kort staat dit ook op DBNL.] Zoals alle verhalen in dat blad is het rijk geïllustreerd, met tekeningen van Joan Berg – een kunstenaar (ook een jonkheer) over wie niet veel informatie op internet te vinden is.

Blader je alleen even door de plaatjes, dan krijg je snel een vrij negatief beeld van de echtgenote in het verhaal. Treuzelen met uitkleeden, en hele dagen vadsig op de bank liggen:

Bron: Elsevier's geïllustreerd maandschrift
Geen wonder ook dat ze zo vadsig wordt: zodra ze ergens binnenkomt, gaat haar blik al richting bord.

Maar wie het verhaal leest, weet dat het in deze scène niet om eten gaat; en vadsig had toen een iets andere betekenis dan tegenwoordig. Toen betekende het vooral ‘lui’, een betekenis die weliswaar nog steeds in Van Dale staat vermeld, maar in het tegenwoordige gebruik toch overvleugeld is door de oorspronkelijke bijbetekenis ‘dik’. Dat betekende het voor Emants dus nog niet.

Zo zijn er wel meer kleine betekenisverschuivingen die verraderlijk kunnen zijn bij het lezen van verder vaak zo modern aandoende teksten als die van Emants. Dat iemand in die tijd nooit een egoïstische maar een ‘egoïste’ persoon werd genoemd, naar analogie van het Frans, dat heb je snel genoeg door. Maar Argwaan – in de door Hans Dijkhuis in 1988 bezorgde editie – is de eerste novelle die ik lees waarin de moeite is genomen om het doodgewone woordje ‘leuk’ van een voetnoot te voorzien. En terecht: leuk had destijds de betekenis van ‘kil, onverschillig’; wat nog een beetje naklinkt in ons doodleuk of leukweg. De betekenis ‘prettig, fijn’ is pas rond de eeuwwisseling ontstaan en werd er door Emants duidelijk nog niet aan toegekend.

Wat ten slotte dat langdurige uitkleeden betreft: ik dacht eerst even dat de tekenaar dat bijschrift uit zijn duim gezogen had. Maar het staat er echt, hij maakte slechts optimaal (hoewel…) gebruik van de mogelijkheden die de tekst hem bood, in de volgende passage:
Koortsachtig begonnen zijn denkbeelden te jagen. Hij wilde, hij moest de waarheid te weten komen en begreep niet hoe dit hem ooit lukken zou als hij de zaak niet bij haar naam durfde te noemen.
Nu wende zij zich om en ving ook aan zich uit te kleden. Zij lei haar beursje, haar zakdoek op het toilet en opende één voor één de haakjes van haar bruine japon.
Eensklaps herinnerde Blank zich een der eerste nachten van zijn huwelijk, toen hij haar in een opwelling van hartstochtelijkheid, nog eer zij uitgekleed was, in zijn armen had genomen, opgetild en naar het bed gedragen.
Als hij dit weer eens deed… nu met voorbedachten rade… om te weten?…
Ja ja, dan zou ’t dadelijk blijken…
Een zenuwachtige rilling vaart langs zijn rug. Hij voelt zich koud en weer warm worden. ’t Is hem of hij op sprong staat een misdaad te plegen. Kleuren wiebelen voor zijn ogen.
Wat duurt dat uitkleden lang!
Daar komen haar schouders bloot, haar mooie, blanke schouders! Wat heeft hij ervan gehouden zijn lippen te drukken op die weke, witte ronding!
De japon valt neer… zij stapt eruit… geheel in ’t wit… een jeugdige, tengere, bekoorlijke gedaante… nu…
Wie wil weten hoe dat verder gaat, moet het verhaal zelf maar gaan lezen.

Dat kan dus nog niet op DBNL, maar wel inmiddels niet alleen in het online archief van Elsevier (hier het eerste deel van het verhaal en hier het vervolg), maar ook op DBNL. [Toevoeging DBNL-link 15-05-2020.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: