Zoeken in deze blog

woensdag 15 november 2017

Onnavolgbaar feuilleton

Ik heb de indruk dat De vier dochters Bennet, de Nederlandse tv-bewerking van Pride and Prejudice uit 1961/62, destijds een behoorlijk succes was. Zo’n serie was op de zaterdagavond per definitie van veel kijkers verzekerd, er was immers nog maar één net: kijkdichtheid 100%! En dat de vertaling van de roman in 1964 nog werd uitgebracht onder de titel De gezusters Bennet, geeft ook aan dat de serie indruk had gemaakt.

Niet dat er geen klachten waren – al was de voornaamste klacht paradoxaal genoeg juist een teken van het succes van de serie. Die betrof namelijk het ongunstige uitzendschema, waardoor kijkers steeds erg lang op de volgende aflevering moesten wachten. Naar aanleiding van de tweede aflevering schreef het Zeeuwsch Dagblad in december 1961, in een artikel getiteld ‘Onnavolgbaar feuilleton’:
De toerbeurten van de televisiesecties, die het zuilensysteem nu eenmaal met zich brengt, hebben tot nu toe het echte televisie-feuilleton, dat overal elders in de wereld tot het menu van de week behoort, bij ons onmogelijk gemaakt.
De Avro heeft een redelijk geslaagde poging gedaan met de detectiveseries van Francis Durbridge (‘Het is over’ en ‘De andere’) door ervoor te zorgen dat de reeks van zes afleveringen in ongeveer zes weken ten einde was. Om dat te bereiken werd het programmaschema aangepast.
De NCRV heeft dat ten aanzien van ‘De vier dochters Bennet’ naar de roman ‘Trots en vooroordeel’ van Jane Austen, niet gedaan hetgeen, ook naar de reacties van vele kijkers te oordelen, te betreuren valt. De zes afleveringen worden over liefst zes maanden uitgesmeerd met het onvermijdelijke gevolg dat iedere kijker de draad kwijt zal zijn.
Het is daarom te hopen dat de programmaleiding van de NCRV alsnog een middel zal weten te vinden om dit feuilleton, waarvan vanavond na bijna zes weken het tweede deel wordt uitgezonden, nu binnen een maand te beëindigen. Het lijkt ons niet moeilijk dat te realiseren want de hele serie staat kant en klaar op de band.
Die wens werd niet verhoord: de serie is uitgezonden van 6 november tot eind maart. Naar aanleiding van de laatste aflevering klaagde Het Vrije Volk op 26 maart 1962 ook weer dat
voor het volgen van deze serie van de kijkers een bijzondere vasthoudendheid [was] geëist. In de eerste plaats door de veel te lange perioden tussen de afleveringen.
Dat daarover geklaagd werd, moet ook betekenen dat de serie aansloeg: mensen vonden het een mooi verhaal en wilden verdorie weten hoe het verder ging, zonder daar steeds een paar weken op te moeten wachten!

‘Ik Bennet’

Die lange tussenpozen hadden gevolgen voor de serie zelf: van de eerste drie afleveringen weet ik het niet zeker, maar de laatste drie werden voorzien van een inleiding met een korte inhoud van het voorafgaande. Die inleidingen zijn opmerkelijk: het lijkt wel of de makers ze als een speelkwartiertje beschouwden. Ze pakken uit met steeds wisselende, grappig bedoelde stijloefeningen: rijmpjes, beeldgrappen, tenenkrommende woordspelingen, liedjes in een poppenkast en een toespraakje van een pianist. Alles op een zwaar-ironische toon die nog veel oubolliger aandoet dan de serie zelf. Het is meligheid troef, wat ze op een bepaalde manier ook weer hilarisch maakt.

Zo bevat de inleiding bij aflevering 5 deze bizarre beeldgrap, die meer aan het YouTube-tijdperk dan aan de jaren 60 doet denken:


En hier is de inleiding bij aflevering 4 in zijn geheel; de toon doet mij nog het meest denken aan die van een dorre wiskundeleraar die vergeefse pogingen doet om grappig te zijn:


En dit is de muzikale inleiding bij de slotaflevering:


Ik vraag me af of in die ironische inleidingen ook iets van omroeppolitiek doorschemert: vormen ze een stille klacht van de makers dat hun zesdelige serie over zo’n lange periode was uitgesmeerd?

Wat een geluk!

De oudere lezers zullen trouwens meteen het wijsje herkennen waarop de inleider hierboven zijn tekst zingt: ‘Wat een geluk’, het nummer waarmee Rudi Carrell een jaar eerder roemloos ten onder was gegaan op het Eurovisie Songfestival 1960.


Op Wikipedia lees ik dat Carell met dit toch heel aardige liedje een-na-laatste werd:
Hij kreeg slechts twee punten. Het festival van dat jaar werd gewonnen door Jacqueline Boyer, met het liedje Tom Pilibi.
Jacqueline Wie? Tom Wat? Wat bezielde de jury? Wie Carell al oubollig vindt, kan dit geestdodende ‘winnende’ nummer beter helemaal niet afspelen:


Maar genoeg Songfestival: terug naar Jane Austen. De filmpjes hierboven kunnen de indruk wekken dat die Nederlandse tv-serie een en al knulligheid was. Dat valt volgens mij reuze mee. De serie zelf is leuker dan die inleidingen. Morgen meer over de serie en wat ik ervan vond, geïllustreerd met enkele hoogte- en dieptepunten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: